Soms biedt een enkele uitspraak genoeg voer om een aantal onderwerpen uit de aanbestedingspraktijk langs te lopen. De recente uitspraak van het Hof Den Bosch is er zo één.
Stand still termijn tegen gunningbeslissing opgeschort
In een recente zaak bleek weer eens dat het opletten is met de zogenoemde “stand still”- termijn van vijftien kalenderdagen (ook wel Alcatel-termijn genoemd en per 1 april dus 20 kalenderdagen) die een aanbestedende dienst in acht moet nemen voordat zij overgaat tot het sluiten van de overeenkomst met de leverancier aan wie de opdracht wordt gegund.
In deze zaak(LJN: BZ1714) voerde de aanbestedende dienst aan dat de inschrijver het kort geding te laat aanhangig had gemaakt en dus niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Die vlieger ging niet op en wel omdat de aanbestedende dienst bij de bekendmaking van de voorgenomen gunning aan de inschrijver niet de relevante redenen voor de afwijzing had opgenomen. Pas enkele weken daarna heeft de aanbestedende dienst die ‘relevante’ redenen voor afwijzing in een gesprek toegelicht. Daarmee zo bevestigde het Hof de uitspraak van de kort geding rechter dat de stand still termijn pas ging lopen vanaf de datum waarop dat gesprek had plaatsgevonden.
Stand still termijn niet zomaar vervaltermijn
In dezelfde uitspraak benadrukte het hof nog eens dat de stand still termijn zoals die nu nog in de Wira is opgenomen (na 1 april is deze bepaling terug te vinden in artikel 4.16, lid 1 onderdeel c Aanbestedingswet 2012) niet op te vatten is als een vervaltermijn. Dat wordt het pas als de aanbestedende dienst zelf expliciet in de aanbestedingsdocumenten opneemt, dat wil zeggen dat daarin opgenomen moet zijn dat geschillen over de gunningsbeslissing binnen 15 dagen na verzending van de beslissing aanhangig moeten zijn gemaakt op straffe van verval van recht.
Gemeente schiet in eigen voet met haar inkoopbeleid
In dezelfde zaak had de aanbestedende de dienst aangevoerd dat het transparantiebeginsel in het kader van de onder te verdelen subgunningcriteria niet van toepassing was omdat sprake zou zijn van een II-B dienst waarbij geen sprake was van een grensoverschrijdend belang. Het hof kwam niet aan dat argument toe en wel omdat de gemeente op grond van haar eigen inkoopbeleid dat in de aanbestedingsdocumenten van toepassing was verklaard, gebonden is aan het transparantiebeginsel.
Subgunningcriteria en het transparantiebeginsel
Het aldus door het hof in deze zaak van toepassing verklaarde transparantiebeginsel leidde er vervolgens toe dat het hof oordeelde dat dit beginsel vereist dat de Gemeente in haar aanbestedingsdocumenten had moeten aangeven welke gunnings- en subgunningcriteria golden. Tevens had de gemeente in de aanbestedingsdocumenten moeten vermelden aan welke vereisten de inschrijver diende te voldoen en welk belang aan de (sub)gunningcriteria werd gehecht alsmede welke wegingsfactor per (sub)gunningcriterium was verbonden.