Nieuw vonnis in een groeiende rij uitspaken over uitingen door werknemers via sociale media: een (ex)-werknemer vond zijn arbeidsomstandigheden gevaarlijk, en dat hij onheus werd bejegend door zijn werkgever. Hij uitte zijn ongenoegen via Linkedin en Whatsapp. De werkgever was ontstemd over de gang van zaken en vorderde staking van de negatieve uitingen, welke opvatting niet door de rechter werd gedeeld.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg gaat in geen van de stellingen van de werkgever mee. De rechtbank overweegt dat de uitingen niet zonder meer onrechtmatig zijn. Werkgever heeft bovendien onvoldoende bewijs geleverd om die stelling te onderbouwen. Daarmee komt de voorzieningenrechter niet toe aan een inhoudelijke balanceeroefening ten aanzien van het recht op de vrijheid van meningsuiting van ex-werknemer en bijvoorbeeld het recht op bescherming van de eer en goede naam van de werkgever. Dat zou, mede gelet op het vertrouwelijke karakter van de Whatsapp-communicatie in dit geval, wel zo interessant zijn geweest. Ook aan de inhoudelijke beoordeling of de Linkedin-uiting in strijd was met onder andere de geheimhoudingsverplichting komt de rechter niet toe, omdat op eerste verzoek van de werkgever het bericht offline is gehaald door de ex-werknemer.
De vraag of en wanneer communicatie van informatie een onrechtmatig karakter kan hebben, bijvoorbeeld in verband met een geheimhoudingsovereenkomst tussen partijen of vanwege het feit dat mogelijk inbreuk wordt gemaakt op rechten van derden, wordt vaak gesteld in de praktijk van Mitopics. Wilt u meer informatie over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met IT-jurist Roeland de Bruin.