Per 30 juni jl. is een wijziging in de auteurswet in werking getreden die bedoeld is om de positie van schrijvers en musici te verbeteren. Deze heeft echter ook impact op de positie van programmeurs en softwarehuizen, met name in situaties waarin er exclusieve licenties worden verstrekt.
De aanleiding is de vaak slechte onderhandelingspositie van auteurs ten opzichte van uitgevers, muziekuitgevers en televisieproducenten. Om hier wat aan te doen is aan de Auteurswet een nieuw hoofdstuk toegevoegd dat zogenaamde exploitatieovereenkomsten regelt. Dat hoofdstuk is onverkort van toepassing op alle typen auteursrechtelijk beschermde werken, dus ook op computerprogrammatuur (software). De regeling is alleen van toepassing op de auteur die niet in loondienst is (en geldt dus ook voor freelance programmeurs). Kort gezegd wordt er een aantal waarborgen geïntroduceerd voor auteursrechtenoverdrachten of licentieovereenkomsten, waarvan dit de belangrijkste zijn:
- Billijke vergoedingsregeling: Minimale vergoeding voor de auteur, hier komt een van overheidswege vast te stellen sectorale bodemprijs voor exclusieve licenties en overdrachten van auteursrechten;
- Bestsellerregeling: Aanvullende vergoedingen voor de auteur, in het geval er een grote discrepantie bestaat tussen de voor de overdracht of de licentie betaalde vergoeding en de opbrengsten bij daadwerkelijke exploitatie;
- Non-ususregeling: dit betekent dat als de partij waaraan overgedragen of gelicenseerd is niet daadwerkelijk exploiteert, de oorspronkelijke auteur(s) de overdracht of de licentie terug kunnen draaien. Deze regeling zal waarschijnlijk in de praktijk alleen van belang zijn bij exclusief aan één partij verleende licenties;
- Derdenwerkingsregeling bij non-usus: De bevoegdheid om een overdracht van een auteursrecht of een licentie terug te draaien kan ook ingeroepen worden tegen een opvolgende verkrijger én heeft terugwerkende kracht op al bestaande overdrachten en licenties uit het verleden;
- Regeling vernietigbaarheid onredelijk bezwarende bedingen: Redelijkheid en billijkheid spelen een grotere rol, bijvoorbeeld een zeer langdurig exploitatierecht voor toekomstige rechten is vernietigbaar.
Dit heeft gevolgen voor de IT-inkooppraktijk, zowel indien er Europees wordt aanbesteed als ook indien onderhands gegund wordt (zoals in de private sector gewoon is): In beide gevallen worden veelal auteursrechten op maatwerksoftware overgedragen aan de afnemende partij, of wordt aan deze partij een (exclusieve) licentie verleend. Dit terwijl er in de keten voorafgaand aan dat maatwerk niet zelden freelance programmeurs betrokken zijn bij de schepping van die maatwerksoftware. En juist afnemers van maatwerksoftware exploiteren deze vaak uitsluitend voor zichzelf. Daarmee komen zij onder het toepassingsbereik van de onder 3 genoemde non-ususregeling: auteursrechthebbenden zouden ontbinding van een licentieovereenkomst kunnen vorderen indien de afnemer “de overeenkomst in onvoldoende mate exploiteert”.
Hetzelfde probleem doet zich voor bij bijvoorbeeld SaaS-leveranciers die in de praktijk geen software-uitgevers zijn zoals de traditionele softwarehuizen, maar dienstverleners die functionaliteit op afstand aanbieden. Ook zij hebben vaak software in huis die door freelance programmeurs is geschreven en waarvan de auteursrechten overgedragen of in licentie gegeven zijn.
Ter nuancering moet wel opgemerkt worden dat de non-usus-bepaling niet per definitie toegepast kan worden: de verkrijgende partij (afnemer) krijgt de mogelijkheid om een beroep op redelijkheid en billijkheid te doen, een beroep wat in bovenstaande situaties allicht meer kans van slagen heeft dan in het geval bijvoorbeeld een platenmaatschappij een onuitgegeven album niet wil uitbrengen. Desondanks is er een bewijslast aan de kant van de verkrijgende partij ontstaan.
Een ander interessant probleem is de inzet van freelancers voor het bouwen van software die vooral in Nederland geëxploiteerd zal worden, vanuit landen met een veel lager beloningsniveau dan het Nederlandse. Hun vergoeding zal veel sneller onevenredig zijn aan de waarde bij de exploitatie in Nederland. En kunnen zij daarom mogelijk sneller een beroep doen op de bestsellerregeling. Daarnaast kunnen zij in theorie aanspraak gaan maken op een minimumbeloning die naar Nederlandse maatstaven vastgesteld zal gaan worden. Dit is vooral een probleem voor de toekomst, deze bepaling heeft namelijk geen terugwerkende kracht. Het kleinschalig off- of nearshoren van ontwikkelwerk zou op deze manier wel eens een stuk minder aantrekkelijk kunnen worden. Dit is echter nog een deels theoretische situatie: de van overheidswege vast te stellen minimale billijke vergoeding zal sectoraal worden vastgesteld op verzoek van beroeps- of bedrijfsverenigingen in die bedrijfstak. Maar het wordt denkbaar dat als Nederlandse freelance programmeurs zich in een dergelijke vereniging organiseren, dit kan gebeuren.
De eenvoudigste oplossing voor bovenstaande problemen is de figuur van de exclusieve licentie of de volledige overdracht van auteursrechten bij voorkeur niet langer te hanteren. Bijvoorbeeld door bij een overdracht van auteursrechten een onbeperkt, niet-exclusief en overdraagbaar gebruiksrecht (met inbegrip van een recht tot sublicentiëring) terug te geven aan de leverancier. Of door te kiezen voor ter beschikkingstelling van maatwerksoftware onder een open source licentie (die per definitie niet-exclusief zijn). Met name daar waar het auteursrechten op software waar geen commercieel vertrouwelijke kennis in vervat is kan dit een oplossing zijn. En waar dit wel het geval is, is een beroep van de verkrijgende partij op de redelijkheid en billijkheid zoals eerder genoemd een mogelijkheid.